- opgaan
- {{opgaan}}{{/term}}1 [stijgen] monter2 [m.b.t. de zon] se lever3 [zich begeven naar] se rendre(à)4 [examen afleggen] se présenter (à un examen)5 [juist zijn] tenir debout6 [+ in][in beslag genomen worden] être absorbé (dans)7 [in elkaar overgaan] fusionner♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 er gaan stemmen op • des voix se lèventeen opgaande weg • une route qui monte2 de opgaande zon • le soleil levant3 de straat opgaan • sortir; 〈m.b.t. betoging〉 descendre dans la rue6 helemaal in z'n werk opgaan • être absorbé par son travail7 in de menigte opgaan • se mêler à la foule→ {{link=pad}}pad{{/link}}¶ die wijn gaat vanavond nog wel op • nous finirons bien ce vin dans la soirée
Deens-Russisch woordenboek. 2015.